WEST INDISCH PLAKAATBOEK

In een reeks van zes artikelen geeft Cees Luckhardt historicus en journalist antwoord op de vraag:

 ‘Welke informatie leveren de plakkaatboeken ons op over het sociale-, economische leven en rechtssysteem tijdens de slavernijperiode op de benedenwindse eilanden in het algemeen en Bonaire in het bijzonder?’

De West Indische plakkaatboeken

Werden in 1978 en 1979 uitgegeven en bevatten plakaten, ordonnantien en andere wetten. De stichting tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandse recht liet de redactie aan Dr. J. Th. De Smidt (Hoogleraar aan de universiteiten van Leiden en Amsterdam) en T. van der Lee (wetenschappelijk ambtenaar ZWO). In 1978 verschenen de twee boeken over de Nederlandse benedenwindse Antilliaanse eilanden: Curacao, Aruba en Bonaire 1638-1816 onder redactie van Dr. J. Th. De Smidt en J. A. Schiltkamp. In 1979 gevolgd door het West-Indisch plakaatboek over de bovenwindse eilanden. Veel eerder, in 1973, kwam het plakaatboek uit over Suriname 1667-1816. Elk plakkaatboek biedt waardevolle onmisbare historische informatie en inzicht in de juridische en bestuurlijke ontwikkelingen in de koloniale gebieden gedurende bijna twee eeuwen. Ze werpen een licht op de complexe geschiedenis van de Caribische eilanden   De ruim 880 pagina’s omvattende plakkaatboeken zijn tegenwoordig zeldzaam. In Nederland zijn de twee delen enkel in te kijken in het Haagse Nationaal Archief en de openbare bibliotheek in Den Bosch. De exemplaren in de Universiteit van Amsterdam en de bibliotheek van het Tropenmuseum zijn verdwenen. Die uit het Tropenmuseum zijn met een grootdeel van haar, onder het 1e kabinet Rutte, opgeheven bibliotheek ergens in het buitenland (mogelijk Egypte) terecht gekomen (als oud papier). Ondanks pogingen van FuHiKuBo om onder andere de plakkaatboeken te mogen ontvangen voor haar archief.

NAMEN & TITELS

Naast het detail dat plakaat tegenwoordig niet meer met één k, maar met dubbel kk geschreven wordt is het bijzonder dat de plakkaatboeken een opsplitsing kennen in beneden en bovenwindse eilanden en niet het algemene beeld uit de geschiedenisboeken bevestigen dat de zes ‘Antilliaanse’ eilanden onder één bestuurlijke leiding van Curaçao vielen.

De hier te onderzoeken plakkaatboeken beschrijven de gang van zaken op de benedenwindse eilanden of zoals toen uitgedrukt: Curaçao en haar dependances of onderhorigheden. Een term die zeker tot 1936 gebruikt werd. Naast de titel Benedenwindse Eilanden sprak men ook over de ABC-eilanden en de Kleine Antillen om aan te geven dat het een gebied was dat oorspronkelijk was bevolkt door Arowakken uit Venezuela. Met de Grote Antillen werden de gebieden aangegeven die van oorsprong bevolkt waren door Arowakken vanuit Belize. Kort samengevat kan gesteld dat voor de zes eilanden die Nederland heeft bezet en gekolonialiseerd tussen 1634 en 1828 verschillende termen werden gebruikt.

Bestuurlijk waren de zes eilanden een lange periode ingedeeld in twee bestuurseenheden: Curacao en Onderhorigheden (Aruba en Bonaire) en Sint Eustatius en Onderhorigheden ( Saba en het Nederlandse deel van Sint Maarten). Om de bestuurskosten te drukken werden deze zes Bovenwindse en Benedenwindse eilanden tussen 1828 tot 1845 samengevoegd met de kolonie Suriname.

De twee te onderzoeken plakkaatboeken omvatten echter de periode 1634 tot 1816 en dus enkel de regelgeving op de drie eilanden Aruba, Bonaire en Curacao. De vier hoofdthema’s in de plakkaatboeken zijn: handel, kaap- en scheepvaart, slavernij en defensie.

In de stukken komen titels en namen voor die tegenwoordig niet meer gangbaar en ongepast zijn, maar die toen een belangrijke rol vervulde in de ontmenselijking en als economisch object kunnen beschouwen van de ander. Voorbeelden hiervan zijn: ‘negros’, ‘swarten’, ‘slaven’, ‘kleurlingen’,’inboorlingen’, ‘mulaten’, ‘negers’, ‘zwart’ en ‘zwartinnen’. Een discriminerende en racistische categoriserende term kent men ook voor de verschillende lokale oorspronkelijke bewoners van de eilanden. Voor de inheemse Arowakken bevolking gebruikt men in de plakkaatboeken de algemene term: ‘indianen’. Voor het eiland Bonaire gebruikt men maar liefst zes andere titels, te weten: Buenairo, Bonnairo, Bonairo, Beunairo, Buenayro, Bonaira.

1634-1636

Na de bezetting van Curacao in 1634 met zes schepen en 225 soldaten in juli 1634 door Johannes van Walbeeck en Pierre le Grand. De heren waren naast hun militaire ook politieke commandeurs.

In 1635 werd Pierre le Grand als militaire commandant op Curacao vervangen door David Adam Wiltschut en kwam ook Petrus Stuyvesant naar het eiland. De Nederlanders wisten hun positie op en rond Curacao vast te houden ondanks Spaanse pogingen om vanuit Venezuela die macht te breken. In 1636 hadden de Nederlanders voldoende manschappen en ‘waren ze sterk genoeg om hun bezittingen te vergroten’ in het Caribisch gebied waarop het besluit werd genomen om Aruba en Bonaire in te nemen.    

CURACAO & AMSTERDAM

De maatregelen in het hier onderzochte West Indisch Plakkaatboeken voor de Benedenwindse eilanden werden niet alleen vanuit Curacao (Fort Amsterdam) uitgebracht en uitgevaardigd. Ook vanuit de Republiek ende commissien der West Indische Compagnie (ter camere van Amsterdam) werden vanaf 1640 verschillende instructies voor de bestuursambtenaren opgesteld. Vijf jaar eerder had de kamer Amsterdam van de WIC, na felle protesten van bestuurders van de kamer Zeeland die het Caribisch gebied beschouwden als vallend onder hun invloedsfeer, de exclusieve autoriteit over Curacao. Belangrijk om te weten is dat de grens tussen een bestuursbesluit en een  lokale wet is niet duidelijk te trekken.

ZELDEN GEDRUKT

Over de wijze van afkondiging van alle in de plakkaatboeken opgenomen publicatie is weinig te zeggen. Veelal zal het mondeling in het fort op  Curaçao gebeurd zijn, maar soms gebeurde dit ook met ‘aanplakking’ daar waar men gewoon is dit te doen met affiches of posters. De teksten werden zelden tot nooit gedrukt. Schriftelijke verspreiding zal hierdoor enorm beperkt gebleven zijn. Tegelijkertijd moet opgemerkt dat in de kleine gemeenschappen die de eilanden kenden ‘’het vaak moeilijker zal zijn geweest iets geheim te houden dan publiek te maken’’. Ook in de regelgeving en maatregelen vervulde de (door)vertelling, net als is het vastleggen van de geschiedenis van de eilanden, een prominente rol.

CURACAO PAPERS

Vanaf 1646 ontstaat een historische band tussen New York en Curaçao als Peter Stuyvesant de WIC-opdracht krijgt om de functie te vervullen van algemene directeur over Nieuw Nederland, Curaçao, Bonaire, Aruba en andere dependances in het Caribisch gebied. Peter Stuyvesant heeft in de functie van algemeen directeur een grootdeel van de resoluties, plakkaten en verordeningen betreffende de ABC-eilanden meegenomen naar New York (Nieuw Amsterdam in Nieuw Nederland). Die documenten liggen nog steeds in New York in de State Libary te Albany en zijn online zowel in het Nederlands als Engels te lezen op: Curacao Papers :: New Netherland Institute. Deze zogenaamde Curacao Papers leveren een aanvulling op de plakkaten. De Curacao Papers bevatten informatie over besluiten rond de door Nederland bezette eilanden in het Caribisch gebied in de periode 1640-1665.

FUNCTIES PETRUS STUYVESANT

De WIC-carrière van Petrus Stuyvesant ging van start met de functie van koloniale-administrateur op Curacao. In 1635 werd hij daar aangesteld als commissaris van handel en voorraden (waaronder buit afkomstig uit veroverde Spaanse schepen). Later, in 1638, werd hij directeur van Curaçao, Bonaire en Aruba. Ondanks het feit dat Stuyvesant  Curaçao voor medische redenen verliet in 1644 bleef hij in dienst als directeur van de ABC-eilanden, zelfs toen hij uitgekozen werd om leiding te geven in 1646 van Nieuw Nederland. De documenten in de ‘Curacao papers’ zijn bewaard door Stuyvesant en geven een beeld van de verantwoordelijkheden en opdrachten waarmee hij belast was.

GROTE VARIATIE

De ‘Curacao paper’ kennen een grote variatie in soorten documenten. Naast resoluties en WIC-besluiten kent het onder andere ook verschillende cognossement dat is een document dat gebruikt werd voor het omschrijven van de te vervoeren ‘goederen’ over zee. Het was ook een waardepapier en verklaring van het vervoerscontract. Dit in tegenstelling tot een zeevrachtbrief, dat is geen waardepapier en dus niet overdraagbaar. Wel heeft een zeevrachtbrief de twee andere functies van het cognossement, nl. als ontvangstbewijs voor de goederen en een bewijs tot het vervoerscontract.

Ook bevinden zich in de ‘Curacao papers’ documenten waarin beschrijvingen te vinden zijn van zowel mislukte aanvallen op Sint Maarten (waardoor Stuyvesant zijn rechter been moest laten amputeren) als opstand en piraterij op het slavenschip Sint Jan.

De oudste documenten uit de eerste periode beschrijven vooral instructies van de WIC over hoe Stuyvesant en zijn raad Curaçao moeten reguleren en de resoluties geven de administratieve besluiten van Stuyvesant en zijn raad aan van 5 januari 1643 tot 9 november 1644  en bevinden zich in New York in het Resolutieboek van Curacao 1643 en 1644 . De documenten uit de periode die hierop volgt bevatten naast allerlei handel gegevens, inclusief lijsten met producten waar men in Nieuw Nederland om vraagt, ook allerlei bestuurlijke zaken op Curaçao, ze geven onder ander inzicht hoe  Matthias Beck vice-directeur instructies kreeg van Stuyvesant. Ze bevat de correspondentie van Stuyvesant met Beck en tussen Beck, Stuyvesant en de WIC-bestuurders/directeuren in Amsterdam. Net als bij de plakkaatboeken heeft Jacob Schiltkamp (rond 1987) ook bij het publiekelijk beschikbaar maken van de documenten met de verzamelnaam Curacao Papers een belangrijke rol vervult.

Kort samengevat beschrijven de ‘Curaçao papers’ de activiteiten van de WIC tijdens de zeventiende eeuw, leveren informatie over de bestuurszaken en problemen op Curaçao, en geeft inzicht in de handelsrelaties tussen de eilanden en Nieuw Nederland.

Document 911-1643 met handtekening Peter Stuyvesant.

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten’ (www.fondsbjp.nl) Cees Luckhardt heeft van het Fonds BJPd een uitvoeringssubsidie ontvangen vanuit de Regeling Onderzoeksjournalistiek. Deze eerste reeks van zes artikelen verscheen eerder dit jaar in het Antilliaans Dagblad.